OER-IJ 3

 

Met toestemming gedeelten overgenomen uit de CD-ROM 'Land en Water' van Uitgeverij Ontmoeting.

Luchtfoto van huidig duingebied bij Castricum. In het duingebied worden steeds meer kleine meestal lager geleden landjes afgegraven om plaats te maken voor locale zoetwater / moeras natuur gebieden. Ook in Terschelling wordt dit ter hand genomen.

 

Strandwal

Bron: E.H.P. Cordfunke, Alkmaar: van boerderij tot middeleeuwse stad, Almaar 1973.

Strandwallen en duinvorming langs de Hollandse kust. Al in de prehistorische tijd is er op de strandwallen bewoning geweest. Maar niet alleen daar, ook op de hoger gelegen gebieden daarachter.

Tussen de lager gelegen delen van de strandwallen werd bij overstroming klei afgezet en hier en daar ontstond veen. Aan het einde van de Romeinse tijd zijn de zo ontstane duinen door mensen aangetast, waardoor er behoorlijke verstuivingen plaats vonden. De duinenreeks breide zich naar het oosten uit en aan de westkant verdween deze weer.

 

Duinvorming

Een stijle kust maakt het lastig om duinen te vormen, een vlak oplopende zeebodem maakt het mogelijk om wallen, stranden en duinen te laten ontstaan.

Elke kleine hoogte in het zand vormt een plek waar het vrije stuifzand zich in een luwer gebied bevindt, waardoor een klein reservoir van zand zich kan verzamelen. En als er geen grote getijdebeweging is waardoor het prille duintje direct weer zou wegspoelen en voldoende wind in de goede richting, dan kan zo'n duin geleidelijk aangroeien.

Op het strand zien we (bv. bij Schiermonikoog) dat strandflora zich snel meester maakt van grote gebieden van het lig glooiende strand als de omstandigheden geschikt zijn. Een van de eerste pioniers is Biestarwegras. De planten ontvangen hun water via een brak/zoet water bel in de kom in het strandzand. Na de pionier is het tijd voor helm en blauwe zandhaver. Het voordeel van helm is dat tijdens de aanwas van zand het meegroeit en niet kopje onder gaat. Het wortelgestel van helm zorgt ervoor dat het omgevende losse zand wordt vastgelegd. Heeft de helm eenmaal vaste grond onder de voeten gekregen dan zal de zee alleen bij zeer hoog water deze nogmaals overspoelen. Er kan na verloop van tijd een zeereep ontstaan van deze jonge duinen. Achter deze prille duinenrij vormt zich een vallei waar weer andere vegetatie kan groeien. Een daarvan is de duindoorn. Middels wortelknollen wordt stikstof in de bodem gebracht welke door de duindoorn, maar ook door andere planten weer kan worden gebruikt als voedsel. Er zijn ook brandnetels, bramen, vlierbosjes enderg. te vinden. Naarmate er meer mossen en grassen groeien wordt het duin beter verankerd en zal de verstuiving afnemen. Willen we zelf wel eens kijken hoe dat in z'n werk gaat dan kunt u o.m. de Slufter in Texel bezoeken. Het is een krekenstelsel met kweldervegetatie. Of de Kerf ten noorden van Bergen NH.

Luwe gebieden vormen de eerste aanzet tot de ontwikkeling van een duin.

Kalkarm zand door gletchers afgezet in het Noordzeebekken. Bij Bergen komen we kalkrijke Rijnzanden uit het zuiden tegen. De grote heidevelden (brandgevaar) bij Schoorl danken we aan de Scandinavische gletchers. De kleur van het zand is bij Castricum anders dan bij Bergen of Schoorl.

Het begin van een duin?

Kalk

Het gehalte van kalk in de grond is bepalend voor het soort vegetatie wat er groeit. De duinen hebben een zeer grote variatie aan kalkgehaltes, waardoor de vegetatie ook sterk verschilt. En er een bijzonder gevarieerd landschap ontstaat.

Kalk wordt voornamelijk door de resten van schelpen in het zand gebracht en zoals we uit een wandeling langs het Noordzeestrand leren zijn er hele stukken met veel schelpen (schelpenbanken) en sommige stukken vrijwel zonder schelpen. De verdeling van de hoeveelheid kalk is daarmee schijnbaar willekeurig. Kalkresten kunnen worden opgelost in water en door regenwater spoelt de kalk uit de grond. Dat is niet meer dan plusminus 0,1% per jaar. Vandaar dat er bij de 'oude duinen' het heel lang heeft geduurd alvorens er een aantoonbaar verschil in kalkgehalte en vegetatie optrad.

Kalk zou wel eens een belangrijk ijkpunt kunnen vormen in de ontstaansgeschiedenis van onze Noordzee duinen. Veel of weinig kalk in de grond betekent een andere vegetatie en vruchtbaarheid voor verschillende planten en bomen. Deze hebben elk op hun eigen wijze invloed op het meer of minder vasthouden van de gronddeeltjes (verstuivingen). Een kaart van de Noordzeeduinen met daarin de kalkgehaltes zowel aan het strand als in de duinen zou wellicht bijzondere informatie aan het licht kunnen brengen.

Oude duinen

Dit zijn de duinen (rond 5.000 jaar geleden ontstaan) die vele honderden jaren hebben blootgestaan aan regenwater, waardoor de kalkresten werden uitgespoeld. De kleur van het zand is witter dan van 'jonge duinen'. Ten noorden van Bergen en de waddeneilanden zien we wittere stranden en duinen. Tegenwoordig liggen de Oude duinen meer landinwaarts.

Niet alleen regenwater heeft invloed op de kalkhoeveelheid. Ook humus (humus zuren) kan met zuur in de bodem er voor zorgen dat kalk sneller wordt uitgespoeld. Zure regen heeft daarom effect op het kalkgehalte. En het effect is vele malen groter dan door de natuurlijke uitspoeleffecten, waardoor de vegetatie rijkdom (verscheidenheid) dreigt te verminderen. De grond wordt ongewild bemest (stikstof) waardoor sommige plantensoorten verdwijnen en anderen (duinriet) de overhand kunnen krijgen. Veel Oude duinen zijn verloren gegaan door bv. de bollenteelt (bemesting) en door zandwinningen. Maar de Oude duinen zijn ook weggeslagen door de zee (o.m. Zeeland en Waddeneilanden).

 

Jonge duinen

Meestal kalkrijke gronden, die nog geen kans hebben gezien om uit te spoelen. De kleur van het zand is gelig. De grens loop ten zuiden van Bergen aan Zee. De duinen en stranden zijn daar anders en geliger van kleur. Er is meer kalk en voedsel in de grond ten zuiden dan ten noorden van deze grens (met heidevelden). Ook wel de 'heidegrens' genoemd. Een uitzondering betreft Schiermonikoog waar relatief meer kalk in de grond zit dan bij andere Waddeneilanden. Daardoor groeien er daar andere plantsoorten. Nieuwe kalk wordt aangevoerd door zandverstuivingen, waardoor kalk- (schelp)resten over grote gebieden worden verspreid. In kalkrijke gebieden treffen we bv. duindoorn en vlier aan, die kans zien om snel te groeien en daardoor ev. verstuivingsgebieden en zandlawines voor te blijven. Meer humus en kalk geeft de vlier en duindoorn, populieren, beuken bestaans kansen. Verder Dauwbramen (dauwbraamlandschappen).

Hardheid

De hardheidsgraad (Duitse graden hardheid dH) wordt aangeduid met de Duitse norm dH. Een graad DH komt overeen met 10 mg calciumoxide in een liter water.

Het leidingwater in Nederland schommelt tussen de 8 en 15 - 30º DH. Hard water loopt van 15 - 30º en zachtwater van 0 - 8º DH.

Mensen die vissen kweken weten dat tropische vissen een veel minder kalkrijke wateromgeving wensen. Zit er veel kalk in de grond / water dan spreken we over hard, bij weinig spreken we over zacht. In de aquariumwinkel zijn meetsetjes te koop om de hoeveelheid kalk te meten.

Callantsoog, kalkarm duingebied.

Humus

Verteerde plant- en dierenresten. Humes bevat voedingsstoffen voor planten. Vaak tussen de ruimtes in de gronddeeltjes verwerkt (poriën). Vaste bestanddelen van grond zijn afkomstig van hard gesteente, deze worden minerale bestanddelen genoemd. Ze bevatten ondermeer verbindingen van aluminium, calcium kalium, natrium en magnesium.

 

Kalkgehalte meten

Koolzure kalk kan met verdund (5%) zoutzuur worden aangetoond. Er ontstaat bij de aanwezigheid van carbonaten een zichtbare gasontwikkeling (CO2).

Een vrij ruwe methode die door iedereen kan worden uitgevoerd is de volgende. Zorg voor sterk verdund zoutzuur (5%) in een goed afgesloten klein flesje. Maak een grondmonster van ca. 5 gram en leg dat op een schoteltje neer. Druppel enkele milliliters van het verdund zoutzuur (oppassen met handcontact en kleding) op het grondmonster.

Onderstaand de globale verdeling van het kalkgehalte:

Minder dan 1% geen bruisen

1 tot 2 % zwak bruisen

2 tot 5 % sterk bruisen, maar niet lang

meer dan 5 % sterk, langdurig bruisen

Naast deze methode zijn er kalkmeetsets in de handel om het kalkgeehalte van water vrij nauwkeurig te meten. Zorg voor een uniform grondmonster en los dat op in gedestilleerd water en schud de substantie goed, gronddeeltjes filtreren, het deel water wat overblijft met de kalkmetingsset testen. Leg daarbij ook vast uit welke onderdelen het grondmonster bestaat, op welke diepte het is genomen. En op welke kaartlocatie.

© Studio Alfazet

Impressie van delta gebied van het Oer-IJ. Met bewoning op de hogere gebieden.
Kano's dienden als vervoersmiddel. Links het Noorden met kalkarme gebieden, rechts het zuiden met kalkrijkere gebieden. Bron: tekening Alfazet.

 

Bewoning in het Oer-IJ gebied

© Studio Alfazet

De huizen zijn, volgens de verschillende archeologische vondsten vrij lang, in tegenstelling tot andere delen van Nederland. De bouw gaat uit van beschikbare materialen zoals bomen en takken en leem. Bron: tekening Alfazet.

Bouw in de bronstijd. Bron: Archeon. U kunt het Archeon bezoeken, het is zonder meer de moeite waard, er zijn vaak demonstraties.

© Studio Alfazet

Huis in aanbouw in de buurt van het Oer-IJ. Dit huis is aan de korte kant, er zijn veel langere huizen gevonden tijdens diverse opgravingen. De opzet is echter dezelfde. Bron: tekening Alfazet.

De bouw begint met het uitzetten van de fundamenten, de buitenmaten. Vervolgens worden de zijkanten (muren) opgesteld met de palen. Voor de zijkanten wordt rijshout gebruikt dat meestal ruim voorhanden is. De bouwpalen zullen wellicht aangevoerd zijn per kano vanuit bosrijke gebieden elders. Als de palen zijn uitgezet volgen die van het dak. Dat vervolgens wordt afgedekt met riet. Een opening diende vaak als afvoer voor de rook van het keuken- en haardvuur. De rook bleef dan ook in het hele huis hangen. Aan één kant werd gewoond, dan volgde een werkplaats of stal voor het vee. Gescheiden door dezelfde rijshouten natuurlijke muren. Als afwerking werd leem gebruikt om de muren winddicht te maken.

Rijshout (meestal tenen en twijgen van de wilg) hier aangevoerd in het net drooggemalen Noord-Oost polder (sept. 1942). Als windscherm, bouw van een werkhut of als zinkstuk. Men had daar een soort slee voor gemaakt om het te transporteren. Indien het hout wordt gebruikt voor het dagelijks gebruik op een boerderij, dan wordt ook wel over 'geriefhout' gesproken. Dat kon stookhout (wilgen) zijn, maar ook voor het maken van palen en gereedschapsstelen (essenhout en berkenhout), vaak eikenhout of elzenhakhout. Of geriefhout voor het veiligstellen van de moestuin en het voor het opbinden van bonen. Of voor het laten drogen van gras.

Een kijkje naar een van de vroegste tekeningen van Petten (1615).

Klik in de tekening voor een vergroting

 

  vervolg

 

omhoog