|
OER-IJ 2
Met toestemming gedeelten overgenomen uit de CD-ROM 'Land en Water' van Uitgeverij Ontmoeting.
Een wandelend zeegatHet zeegat en delta van het Oer-IJ heeft in de loop van vele eeuwen een behoorlijke afstand afgelegd van boven Scheveningen, Haarlem, Velzen tot aan Castricum / Bakkum aan toe. De route en afstand is niet geheel aangetoond, er zijn onderzoeken die uitgaan van Velzen naar Heemskerk en tenslotte eindigend bij Castricum. De kweldergebieden met geulen en kreken plus het zeegat bij Castricum slibte langzaam dicht. En dat gebeurde voor het Oer-IJ in principe twee maal. De eerste keer werd de zeeopening bijna afgedicht, om daarna weer open te gaan en één geheel met het zeegat van Bergen te vormen. Eén groot watergebied. Tenslotte werd die grote watervlakte geheel gedicht. Door verstuivingen werd nieuw land opgehoogd. Diezelfde verstuivingen zorgde er met nog een aantal andere faktoren voor dat de duinenrij zich sloot. Luchtfoto van huidig duingebied bij Castricum. In het duingebied worden steeds meer kleine meestal lager geleden stukken afgegraven om plaats te maken voor locale zoetwater / moeras natuur gebieden. Duinen Texel.
Waarom stopt de verschuiving van het zeegat bij Castricum?Het is de vraag waarom de beweging halt hield, waren de eerste Delta werkers bezig om de verschuiving en waterverplaatsing te bedwingen? Of was de grondsoort benoorden Castricum anders van samenstelling? Bekend is dat bij Castricum het strandzand een andere kleur en samenstelling (kalkgehalte) heeft dan het strand bij Schoorl. Wellicht dat deze ondergrondsamenstelling er de oorzaak van is geweest dat de loop van het zeegat een halt werd toegeroepen. Het is ook mogelijk dat om welke reden dan ook, dat de bewoners van toen, de natuur een handje hebben geholpen met schotten plaatsen van hout en nieuwe aanplant om het stuifzand vast te leggen. Het is ook mogelijk dat er een soort keilleem aanwezig was, waardoor het uitslijten aan de noordelijke oever, zelfs tijdens zuid wester stormen tot stoppen werd gebracht. Keilleem is dé landschapsmaker van Nederland met bij Wieringen, Urk en Schokland. Deze zouden er al lang niet meer geweest zijn als er geen keilleem geweest was. Maar voor het Oer-IJ voorgoed sloot (zie animatie op de eerste pagina) ca. 1.000 jr v. Chr - 750 v. Chr gingen de twee zeegaten in 500 v. Chr. samen, waardoor er één groot watergebied ontstond vanaf Castricum naar Bergen. Daarna volgde de definitieve sluiting ca. 50 na Chr. Waarom de aanvankelijke eerste sluiting van het Oer-IJ daarna uitmonde in een nog grote nieuwe opening met behoorlijke proporties is niet bekend. Tenslotte gingen na 500 v. Chr. deze twee zeegaten samen en ca. 50 n. Chr. sloten ze definitief. Om plaats te maken voor de opbouw van een nieuw aaneengesloten duinenrij. Zoals uit de animatie is te zien lag er nóg een zeegat ten noorden van Bergen die weer een andere open verbinding met de Noordzee vormde. Noord-Holland is gedurende vele eeuwen gedrappeerd geweest met grote en kleine wateroppervlakken en met daar tussendoor stukjes land. Er waren nauwelijks wegen en de mensen verplaatsten zich met uitgehakte eikenbomen, die omgebouwd werden tot kano's. Er waren in de buurt van Castricum en Uitgeest nauwelijks bomen, die kwamen helemaal vanuit het Diemerbos, hetgeen een hele reis over water betekende met het nieuw te bouwen voertuig. Ook de grondstoffen voor huizen, die standaard uit bomen en riet werden opgetrokken, moesten over aanzienlijke afstand worden aangevoerd. Het riet en de leem was voorhanden en gerief hout eveneens. De grotere delen kwamen van elders.
Pytheas zeiltocht 330 jaar v. Chr. langs onze kust330 jaar voor Chr. werd een unieke zeiltocht ondernomen, waarvan enkele details bewaard zijn gebleven. De zeilboot voer langs de Nederlandse, Engelse, Ierse en de IJslandse kust. Van deze reis werd een boek geschreven, waarvan door anderen op een later tijdstip verslag is gedaan. Het boek zelf is verloren gegaan. Pytheas was een griekse ontdekkingsreiziger uit Massalia (nu Marseille). Zijn verslag heette "Over de Oceaan". Hij beschreef de getijdenwerking in de Waddenzee, de midzomernachtzon en het noorderlicht. En moet ook langs het Oer-IJ zijn gevaren. De kano bij Uitgeest, een bijzondere vondst. Boomstamkano. Bron: Archeon. Kano vervoerKano 5473 - 5057 v Chr. gevonden in Hardinxveld-Giessendam. Ruim 7.000 jaar geleden werd een lindeboom van ca. 5,5 meter gekapt om daar een kano van te mken. Met stenen en dissels werd de kano uitgehold. Twee weken daarna kon de kano dienst doen als vervoermiddel voor 3 a 4 personen.
In Uitgeest werd tijdens het aanleggen van een tunnel onder het spoor een unieke kano uit vervlogen tijd teruggevonden, hij bleek tien meter lang te zijn en 50 cm breed van een eikenboom. De kano lag in het Oer-IJ esturarium, een dichtgeslibde getijde-kreek. bij het Nederlandse Instituut voor Scheeps- en onderwater Archelogie (NISA) in Lelystad is deze geconserveerd. De leeftijd van deze kano wordt geschat op 600 v. Chr. In de loop van de volgende eeuwen werden de schepen steeds groter en er werd handel gedreven met o.m. Denemarken en Engeland. Men heeft uit onderzoek ontdekt dat deze boomstammen wellicht uit het Diemerbos zijn gehaald. De waterstromen werden voor allerlei zaken gebruikt, drinkwater, wassen en vissen met fuiken en hengels (met ijzeren haakjes). De kleine weilandjes dienden voor de verbouw van groenten en graan. Het vee werd gebruikt voor melk en slacht, waarbij de huid ook werd gebruikt. Een gat in het huis van riet en hout diende voor de afvoer van de rook van het houtvuur. Mede door de aangewakkerde overheersende windrichting Zuid-West konden de oude duinen zich langzamerhand sluiten. Door de relatief geringe begroeing (nauwelijks bomen) kreeg het zand daar vrij spel en verstuivingen zorgden met nog een aantal voorwaarden voor een aansluitende duinenrij. Onthulling van de prehistorische kano op 9 april 2008. Provincie Noord-Holland Begin van de jaartelling, het stroomgebied van de Rijn en het Oer-IJ. En zeegat bij Bergen. Hoogtekaart. Bron: met toestemming uit blz. 19 van R. van Weenen: De inheems-Romeinse bewoning in het mondingsgebied van het Oer-IJ. Zie ook de literatuur pagina. De kenmerkende spoorlijn geeft een goede indicatie van de locatie. Klik in de afbeelding voor een vergroting.
Bij het dichtslibben ontstond er na verloop van tijd een veenachtig gebied, waar mensen zich wederom vestigden op de hoger gelegen (terp) delen. Ook in het duingebied zijn resten teruggevonden van bewoning. Waarbij duidelijk is geworden dat de kleine weilandjes en boerderijen telkens onderstoven en vele malen opnieuw van humeuze grond en plaggen moesten worden voorzien om deze vruchtbaar te maken. Door de grote verstuivingen hadden de boeren met hun kleine weilandjes het niet gemakkelijk. Er was voldoende zoet water voorhanden en er kwamen meer mensen wonen. Het duingebied bleek na verloop van tijd toch een minder aantrekkelijke plek te zijn, omdat het stuifzand de overhand krachtig bleef. Het hemelwater kon in dit gebied zijn weg vinden naar een waterbel onder de grote zandmassa, tesamen met het Noordzeewater en het water vanaf landzijde. Er zijn vele archeologische onderzoeken geweest, waarbij duidelijk bleek hoe het gebied er in het verleden moet hebben uitgezien. Er zijn nog veel terreinen (ondermeer rondom Castricum, Bakkum, Uitgeest, Zaanstad en Egmond) die als archeologisch zeer waardevol kunnen worden bestempeld. Nader onderzoek zal daarom veel nieuwe inzichten kunnen opleveren van de eerste bewoners en de omstandigheden waaronder zij woonden en leefden. Op de plek van het huidige Castricum was op een gegeven moment een waterrijk gebied ontstaan met slootjes, kwelders en stroompjes. Aangezien het Rijn- en zeewater slib meevoerde en er regelmatig overstromingen plaats vonden, toen het zeegat nog open was, bleek het land achter de duinenrij redelijk vruchtbaar en de boeren die zich daar vestigden maakten daar dankbaar gebruik van. Na de sluiting van de duienrij en zeegat kwam steeds meer land beschikbaar voor bewoning. Mede door de nieuwe afvoer mogelijkheid van het Rijnwater door de IJssel, Vecht en Eem richting Wadden eilanden. Kano beschreven in de Telegraaf 26 febr 1987Tweeduizend jaar oude kano blootgelegd Langs het fietspad van Nigtevecht naar Weesp is een ruim 2000 jaar oude boomstamkano bloot komen te liggen. De twee zoons van loco-gemeentesecretaris de heer J. van der Aa zagen in een net gegraven sloot de contouren van de kano, waar-op onmiddellijk een onderzoek werd ingesteld. Gisteren bogen vijf archeologen van het Museum voor Scheepsarcheologie zich over de goed geconserveerde ruim zes meter lange kano. Er werden delen van ronde potten in de kano gevonden. Volgens loco-gemeentesecretaris de heer J. van der Aa zal de vondst met plastic afgedekt worden en weer onder zand verdwijnen. "Momenteel is het te duur om de hele uitgeholde boomstam te bergen". Het Oer-IJHet is onbekend hoe het Oer-IJ er uitzag. Het Oer-IJ vormde een Rijndelta met het zeegat in de buurt van Castricum. De schattingen van de breedte van het zeegat schat men op ca. 300 meter, toen het nog werd uitgesleten door de getijdenstromen. Kijk op het moerasachtig gemaakte weiland natuurreservaat Naardermeer. Daarna werd de lengte van het IJ verder teruggedrongen, er ontstond steeds meer land. Bij de aanleg van het Noordzee kanaal kon van de restanten goed gebruik worden gemaakt. Impressie van het Oer-IJ dat aan het sluiten is. Waarschijnlijk zijn de duinen minder hoog geweest dan hier getekend. © Studio Alfazet
Luchtfoto Google Earth met kenmerkende meander vormige structuur van de waterwegen bij Limmen. Rechts de rijksweg naar Alkmaar. Oer-IJ met bewoning op de hoger gelegen gebieden. © Studio Alfazet Noordzee kanaalSchoolplaat na de aanleg van het Noordzee kanaal. In die tijd was dat een enorme overwinning om zo maar door de veilige duinenrij heen te graven om grotere schepen naar Amsterdam te laten varen. Klik in de kaart voor een vergroting. Prachtig is de duinenrij in beeld gebracht met de twee kenmerkende vuurtorens voor een rechte doorgang door de pieren. Let op de trein over de zuider pier die de basaltblokken aanvoerde. Er zijn weinig aanknopingspunten voor de duinenrij zoals die toen was. Bij de aanleg van het Noordzeekanaal hebben we daar even kijk op. Het werd in 1867 geopend. Er is een roman verschenen over Abraham die de aanleg van de sluizen en de manier waarop er in die tijd moest worden gewerkt aan de kaak stelt. Net zoals met het Noord Hollands kanaal dat daarvoor was aangelegd, werd het al vrij snel duidelijk dat ook deze doorgang niet groot genoeg zou zijn. Het kanaal was (nog) niet breed genoeg en te ondiep, de schutsluis was te klein. Maar daar zou verandering in komen met twee nieuwe schutsluizen en verbreding en uitdieping. En wederom staat de aanleg van nog een nòg grotere sluis (2010 e.v.) op stapel. Binnenvuurtoren 1878
De laatste duinenrij wordt geslecht.
Overzicht duinenrij IJmuiden. 1870-1879 Aanleg van de sluizen door de duinenrij.
Een toekomstimpressie van het duingebied onder IJmuiden, waar de PWN een aantal duinen verlaagt tot 'windvensters'. Voor meer dynamiek in het binnenland. De verwachtig is dat er paraboolduinen zullen ontstaan.
Stroomsnelheid en deltaStroming in de Schelde. Stroom profielen in computerprogramma voor de scheepvaart. Kop van Noord Holland. Links is de bron bv. 10 x 3 meter met waterstroom naar de delta. Aan de rechterkant is de uitvoer van de rivier bv. in de zee. De snelheid van het water is fors afgenomen, het gevolg is dat sediment wordt afgezet. De deeltjes hadden onvoldoende snelheid en ze zonken naar de bodem.
Getij verloop (actueel op te vragen via internet) voor Den Helder van het getij.
De stroomsnelheid van water wordt gemeten in meter per seconde. Vaak wordt uitgegaan van de hoeveelheid water die bv. een rivier aflevert, gemeten in m3/s (debiet). De oppervlakte van de doorsnede van de rivier wordt in m2 uitgedrukt. De algemene formule van de stroomsnelheid komt daarmee op snelheid = debiet / oppervlak Bij een rivier is de stroomsnelheid aan de oevers het kleinst en in principe in het midden het grootst. Maar door verschillen in diepte kan de grote stroomsnelheid van een rivier ook uit het midden liggen. In de huidige tijd is de stroomsnelheid van de Rijn tussen de 0,5 en 1,5 m/s.
Missipi rivier. Ook bij de Oer-IJ delta werd de stroomsnelheid minder. Het gevolg is dat sediment op die plek werd afgezet. Waardoor de typerende driehoeksvorm werd verkregen. Maar het Oer-IJ was niet zo maar een standaad delta, waar een rivier uitmonde in een willekeurige zee, zoals er zoveel zijn. Of een opening in de zee, waar het zeewater vrijspel heeft het land in met eb en vloed. Er was ook wel degelijk een inwerking de andere kant op vanuit de Noordzee de twee zeegaten in en uit, met de eb en vloed beweging. Vandaar dat de typerende deltavorm en de slingers in de waterstromen er wellicht toch anders hebben uitgezien.
Stroming Duits waddengebied: In de zes grafieken ziet u links de gemodelleerde stroomsnelheid, in het midden het zoutgehalte en rechts de sedimentconcentratie. De bovenste rij met drie afbeeldingen geldt tijdens vloed en de onderste drie tijdens eb. Het zijn gemiddelden (bron: Staneva et al., 2009).
Golfhoogten van de NoordzeeHet gemiddelde hoogteverschil tussen het golfdal en de gofltop bedraagt onder normale omstandigheden niet meer dan een meter. Tijdens stormen kan dat uitlopers geven naar meer dan tien meter. Er zijn momenteel negen boeien die continu de golfhoogte, golfperiode en golfrichting aan de Nederlandse kust meten. Aan de Schelde bij Vlissingen bedraagt het getijvolume 2,2 miljard m3 water. Gedurende de hele getijcyclus (ruim 12 uur) stroomt dat water naar binnen en naar buiten. Bij rivieren zoals de Amazone en de Nijl overheerst de rivierafvoer ten opzichte van de getijdecyclus afvoer. De getijbeweging is daar gering de de hoeveelheid water (volume) is relatief groot. www.keesfloor.nl/artikelen/zenit/delta/index.htm
|