OER-IJ
chronologisch
10.000 jaar v. Chr.
De laatste ijstijd is net achter de rug. Er is veel water
omgezet in ijs en de zeespiegel was bijzonder laag geworden.
Engeland, Friesland en andere delen konden met een plank en
laarsen te voet worden bereikt. In het begin van het warmer
wordende klimaat werd de zeespiegel wel 40 cm per jaar
hoger, Later zou de stijging minder snel plaats vinden.
7.000 v. Chr.
Het waddengebied strekte zich uit van de
Doggersbank naar het zuiden. Het hele gebied breide zich uit
in de zuidelijke richting.
2.000 jaar later lag het gebied enkele kilometers
van de huidige duinenrij af.
6.000 v. Chr.
De IJssel stroomde in de buurt van Kennermerland
de zee in, het Flevomeer bestond nog niet. Verkleuringen in
de grond en het gewas van de Noordoostpolder wijzen daar
wellicht op. Vele eeuwen later vormde zich in het huidige
nieuw herwonnen Flevoland ten noorden van Lelystad een delta
van de IJssel in het Flevomeer.
De Rijn moest het water kwijt en er ontstond een
diep IJsseldalbekken-meer (Flevomeer / Almere) in de buurt
waar we nu het IJsselmeer hebben. In het zuiden voerde de
Rijn z'n water aan en vanaf het noorden was er een open
verbinding met andere meren en met de Noordzee met z'n eb en
vloed. Ten noorden en ten zuiden van Alkmaar is het een en
al water in open verbinding met de Noordzee en het vroegere
IJsselmeer gebied.
5.500 v. Chr.
Na de jagers namen de landbouwers en boeren delen van
Nederland in bezit. In Zuid-Limburg zijn in de grondsoort
löss, sporen van boerderijen en graven gevonden.
De Randstad was één groot watergebied met
veen, beken, meertjes en rivieren. Het Flevomeer was nog
niet met water gevuld maar één groot
veenmoeras. Er waren veel vogels en dieren waardoor het
aantrekkelijk werd om daar op jacht te gaan. Alleen de
woonomgeving was zeker niet alledaags.
5.500 jaar v. Chr.
- 1: Duinen en strandwallen, hoog gelegen
- 2. Kwelders, slikken en zandwallen, het gebied van eb
en vloed
- 3. Het rivierendal, Rijn en Maas
- 4. Overig gebied met Pleistocene- of oudere
gronden
- 5. Hoger gelegen gebieden en gronden in het oosten,
veenmoeras in het westen
Vorm van Nederland: Het eiland
Texel ligt rechts naast de gele strandwal bovenaan op de
kaart. De grote inham vanaf de Noordzee in NoordHolland
strekt zich over het hele gebied van het huidige Alkmaar en
ten zuiden er van uit.
- Van een aaneengesloten
strandwal aan de Noordzee is nog geen sprake. De
strandwal van vandaag ligt verder de Noordzee in dan op
deze kaart is getekend. Duidelijk is al de monding van
het Oer-IJ in wording te zien. De Zuiderzee is er nog
niet.
-
5.000 v. Chr.
Na de laatste ijstijd (70 - 10.000 jaar geleden) kwam het
Noordelijke deel droog te liggen en in het daarop volgende
warmere klimaat steeg de zeespiegel fors. De hoger gelegen
strandwallen zorgden voor beschutting. In deze tijd ontstond
het huidige waddengebied ten noorden van Noord-Holland,
Friesland en Groningen.
4.800 v. Chr. het eerste metaal
In de Balkanlanden werd op grote schaal koper opgegraven.
In Nederland komt koper (het oudste metaal) voor rond ca.
2.500 v. Chr. Het is bij een hunnebed bij Buinen in 1927
opgegraven. Later zullen archeologen metalen vishaakjes
terugvinden in de buurt van Castricum (rond het begin van
onze jaartelling).
Foto van Valise, Sevenum in Noord-Limburg. Er is een
wandeling door dit bijzondere terrein.
Zou het landschap er in de voorafgaande eeuwen ooit zo
hebben kunnen uitzien in Kennermland? "Valise" is een
atelier waar mensen kunnen tekenen, schilderen en vormgeven.
Ook voor kinderen en jongeren zijn er
natuurwandelingen.
4.000 v. Chr.
Het gebied van het huidige Almere is vroeger
bewoond geweest. Het water bleef echter stijgen en er
ontstond een meer en daarna een veenmoeras. De jagers
trokken weg. Door de aanvoer van rivierwater (Eem, Ens,
Tollebeek, Creil, Vecht, IJssel) kwam steeds meer water in
het meer, waarbij de uitgang min of meer verstopte. Het veen
moest door de eb- en vloed invloeden en stormen plaats maken
voor grote waterplassen.
De overblijfselen van de eerste bewoners zijn terug
gevonden in het Gooi en in Texel. De huisraad
en de gaten in de grond met verkleuringen wijzen op een
vaste woonplaats. Ook in Almere (benoorden van de Stichtse
brug en bij de kruizing tussen de A27 en de Vogelweg) zijn
archeologische vondsten gedaan.
Er komt een strandwal met duinen op Vlieland. De
stijgende zeespiegel bracht veel zand mee en door de nog
steeds oplopend waterniveau werd zo'n verhoging ook weer
afgebroken en verschoven. Het duin was aan de wandel in
oostelijke richting.
Texel tijdens een zandstorm (2007) op het strand
tussen Den Hoorn en De Koog.
3.600 v. Chr.
De rivierduinen werden voor bewoning uitgekozen vanwege
de hoogte boven het moerassige watergebied. Al eerder (5.800
v. Chr.) werd duidelijk dat de hoge gedeelten bewoond zijn
geweest. Er is sprake van een doorbraak van de Noordzee
boven Alkmaar naar de huidige Zuiderzee.
3.500 v. Chr.
De uitvinding van het wiel, exacte datum onbekend, ca.
3.000 v. Chr. meer daarover.
Het wiel brengt lijn in de oude zandpaden,
verharding wordt noodzakelijk.
3.300 v. Chr.
In de Wieringermeer bij het natuurontwikkelingsproject
Dijksgatsweide werd in september 2007 een
boomstamkano gevonden. Tijdens graafwerkzaamheden ontdekte
een oplettende kraanmachinist de resten van een oude kano.
Deze is minstens 8 meter lang en afkomstig uit de
Trechterbekercultuur. De kano zou uit de derde eeuw
voor Christus dateren. De Rijksuniversiteit Groningen heeft
de koolstof-14 methode op de houten resten toegepast en komt
tot deze datumbepaling. Duidelijk blijkt dat de
Wieringermeer, evenals de andere Flevopolders geen nieuw
land of gebied is, maar een gebied met
geschiedenis.
3.000 v. Chr.
Werden de zandwallen gevormd, waar later de duinen
zouden komen. Parallel aan elkaar werden duinen opgeworpen.
Als ware het golven van de zee.
Het Oer-IJ
Het 'Oer-IJ' was een zeearm die eerst bij
Velsen en later bij Castricum op de Noordzee
uitkwam. (de geleerden zijn het daar nog niet helemaal over
eens). Er waren toen al West-Friese
nederzettingen.
De oorsprong van het Oer-IJ ligt verscholen in
vele eeuwen daarvoor. Circa 10.000 jaar v. Chr. smolt de
ijsdeken die Nederland bedekte en het Noordzeebekken begon
langzaam opnieuw vol te lopen met water. De Nederlandse kust
leek op het huidige Waddengebied van nu, veel slikplaten,
geulen en volledig afhankelijk van eb en vloed. De snelheid
waarmee de zeespiegel steeg werd in 4.000 v. Chr. minder (25
cm per eeuw) en rond 3.000 v. Chr was het nog slechts 5 cm
per eeuw. Zandbanken werden opgeworpen en groeiden uit tot
strandwallen waar zich later de eerste duinen zouden
vestigen. Achter deze wallen ontstonden kwelders maar nog
steeds werden ze onderbroken door zeegaten en het zoute
zeewater.
Door sterke zuidwestelijke wind werd het zand in
Noordelijke richting opgestuwd waardoor een aangesloten
duinenfront ontstond. Voorafgegaan aan stuwwallen in het
water, die kennelijk zoveel bestaansrecht hadden dat ze niet
opnieuw werden overspoeld. En dat is bijzonder, in
België is dat niet of veel minder het geval en ook het
Waddengebied is niet omgetoverd tot land. In de tijd dat de
eerste bewoners de Friezen hier woonden was er een
zeegat bij Castricum en wat noordelijker lag ook een
zeegat bij Bergen. Op de schaarse droge stukken
probeerde men een bestaan op te bouwen. Materiaal was er in
overvloed zoals hout, riet en klei om huizen te bouwen. En
belangrijk er was ook zoet water voldoende en op kleine
weilandjes werden gewassen verbouwd en vee gehouden.
De Vecht en de Rijn kwamen in het Flevomeer
of z'n voorloper ervan terecht en daarvandaan (de waterweg
zoals deze nu is bij het IJ en IJburg bij de Oranjesluizen)
ging het water het Oer-IJ af. De route van het water was
voor een deel gelijk aan dat van het huidige Noordzee
kanaal, echter een aantal kilometers voor de kust boog deze
in noordelijk richting naar Castricum en Limmen tot aan
Alkmaar. Het Oer-IJ is ten Oosten langs Castricum gegaan. Er
zijn daar nu nog weilanden met veel historische en
archeologische schatten in de grond. De boeren krijgen een
vergoeding voor het met rust laten van de grond. Spitten en
eggen is verboden.
Het Oer-IJ estuarium
reconstructie kaart samengesteld aan de hand van boringen en
sleuven. Het Noordzee kanaal en IJmuiden is in het grijs
weergegeven. Later zou de toegang van het Oer-IJ tot de
Noorzee noorderlijker komen te liggen. Om nog later te
verzanden en voor het grootste gedeelte te verdwijnen. De
spoorlijn en de knik markeren het station van Castricum en
ten oosten daarvan het centrum van Castricum. Bakkum ligt
ten noorden daarvan.
Sloten en kleine veenstromen sloten erop aan zoals het
Spaarne en de Liede. Door verzanding werd de
Oer-IJ delta bij de Noordzee uiteindelijk natuurlijk
en langzaam afgesloten (in de Romeinse tijd 0 - 450 n
Chr.).
Ook bij Bergen en Alkmaar kenden we 500 honderd
jaar eerder nog zo'n zeearm die het hele bovenste deel van
NoordHolland doormidden splitste.
De huidige oude strandwallen komen tot stand ondermeer
bij Rijswijk, Voorschoten en Voorburg.
Na de laatste ijstijd is het hoger gelegen Gaasterland
5.000 jaar geleden bewoond geweest met ondermeer
hunebedbouwers en mensen van de Vlaardingencultuur.
In de huidige Alblasserwaard woonden boeren op de
top van rivierduinen (HazenDONK). In 2.000 v. Chr. moesten
zijn noodgewongen hun woonplaats verlaten door de stijgende
waterspiegel.
Het wiel
De uitvinding van het wiel is heel geleidelijk gegaan,
een exacte datum en uitvinder is niet bekend. Bronnen
spreken elkaar allemaal tegen, 2.000 jr. v. Chr, 4.000,
3.500 en 3.200, ook 2.500 komen we tegen. De eerste wielen
zouden van massief hout zijn gemaakt waarbij 2 of 3 planken
werden afgeschuind om deze rond te maken.
Rond de Middelandse zee zijn de resten van primitieve
wielen teruggevonden. De voorgeschiedenis is die van een
spil in een draaiende deur, scharnieren kende men nog niet.
Het pottenbakkerswiel was al een stap verder in de
ontwikkling, een stenen schijf werd in het midden uitgehold
en op een puntige andere steen eronder draaiend gehouden. De
echte wielen zouden voor ca. 1000 jr. v Chr. verschijnen, ze
waren van hout gemaakt en bestonden uit verschillende
onderdelen. Een soort taartpunten werden aan elkaar gemaakt
om zo een cirkel te maken. Ze waren lichter en dus ook
sneller dan de massieve uitvoeringen. Leer en veel later
koper diende als band waar het wiel op de meestal onverharde
weg mee in contact kwam.
Het wiel zou het landschap, door mensenhanden aangelegd,
doen veranderen. Er zouden wegen (Heerewegen) en
verhardingen worden aangelegd om het wiel en de wagens te
kunnen gebruiken. En er dienen deugdelijke bruggen te worden
aangelegd.
Ca. 2.600 v. Chr.
Ca. 2600 jr. v. Chr. was de huidige Zaanstreek en
het gebied ten Oosten ervan Waterland, een compleet
waddengebied. Er verzamelde zich een dikke laag
plantenresten en het veen en het veenmos wisselden de
moerassen af. De Zuiderzee was er nog niet en de wadden
strekten zich vanaf NoordHolland uit tot in Overijssel en
Gelderland. Texel zat aan Noord-Holland vast geklonken en
had een dikke puist tot aan de huidige afsluitdijk. Het was
mogelijk om vanaf Noord-Holland naar Friesland te lopen met
een kleine onderbreking van een waterstroom richting
Vlieland en Terschelling.
De veenrivieren waren de Amstel, Dieën
in Waterland en de Diemen, deze brachten het water
naar de Noordzee en het gebied dat Almere werd genoemd,
later het IJsselmeer. Dat zou de komende tijd steeds meer
wateroppervlak er bij krijgen. De eerste bewoners vestigden
zich in het veengebied en er werd veen afgestoken voor
turfwinning. Het water bleef stijgen en de grond dalen
waardoor o.m. de grote meren de Beemster, Schermer, Purmer,
Wieringermeer ontstonden.
2.500 v. Chr.
Vlaardingen, Voorshoten en Leidschendam werd bewoond door
mensen uit de Vlaardinger cultuur. Ook zij werden 5
eeuwen daarna van hun woonplaats door het stijgende water
verdreven. In het gebied van Spaarnwoude ontstaan
strandwallen. In de polder Mijzen (gemeente Schermer) is
één meter onder het maaiveld nog zeeklei te
vinden. Door de veenvorming en de hoge grondwaterstand
oxideerde en verteerde het veen daar niet.
2.400 v. Chr.
Het eerste wiel van een wagen werd gevonden en deze stamt
uit de klokbekercultuur.
2.200 v. Chr.
Sporen van bewoning werden een tiental jaar geleden
gevonden in Schouwen op een ondergestoven strandwal.
Ook op duinen tot aan Texel zijn sporen aangetroffen.
Ca. 2.000 v. Chr.
werden de rivieren belangrijker en de waterlopen
veranderden. De Vecht bij Utrecht werd een
uitloper van de Rijn en zette klei en zand aan de
oevers af bij hoogwater. Er waren nog geen dijken om de
rivieren en de watermassa's hadden vrij spel. Bij de
mondingen werd meer sediment afgezet (lagere stroomsnelheid)
bij de smallere gebieden minder (hogere stroomsnelheid).
Sporen van bewoning teruggevonden in Kennemerland.
Voor het eerst metaalbewerking en het begin van de
bronstijd.
Ca. 1.800 v. Chr.
Werden de boerenbedrijven aangepast aan de steeds
stijgende waterniveau's. De landoppervlakte werd kleiner en
vlees en vis werden belangrijker dan koeien. Enkele
honderden jaren later moesten er terpen worden aangelegd om
droge voeten te houden. De bestaansgrond werd letterlijk
ondergraven en vele mensen trokkken naar elders.
Het Gooi is een van de oudst bewoonde streken van
Nederland, waarbij de ondergrond zand (vanuit de ijstijd
opgeworpen) een voordeel moet zijn geweest. Laren is
daarbij het oudste dorp (1.085 n. Chr.) Het hoogste punt is
de Tafelberg (ca. 36 m hoog) aan de heide tussen Huizen en
Bussum. Ook het Huizerhoogt moet een overblijfsel zijn
vanuit de voorlaatste ijstijd. Tussen Naarden en Huizen in
werd het zand vele eeuwen later afgegraven voor de aanleg
van nieuwe woningen in Amsterdam.
Er zijn grafheuvels in het Gooi (bij
Hilversum) teruggevonden op de heidevelden. Vreemd genoeg
zijn deze in allerlei boeken als zeer belangrijk aangemerkt,
maar op de hei aangekomen vinden we er nauwelijks iets van
terug, ook niet op de borden van Natuurmonumenten,
waarop het landschap wordt uitgelegd voor de bezoekers.
Bescherming van een belangwekkend monument door
ontkenning?
Op de hei tussen Huizen en Bussum zijn een aantal kuilen
met prikkeldraad afgezet, maar dat heeft niet met het
landschap of onze voorouders, maar met bomkraters en
mogelijke munitie uit de tweede wereldoorlog te maken.
Twee grafheuvels op de hei tussen Hilversum en Laren.
Geen uitleg op informatiebord te vinden.
1.500 v. Chr.
De strandwallen aan de kust werden niet langer
afgezet. Een verklaring zou kunnen zijn dat de zeespiegel
aan het stijgen was en dat daardoor het losse zand niet
langer kon worden opgeblazen door de wind. Men vermoed dat
de aangroei van de 'oude duinen' toch nog wel doorging tot
ongeveer het jaar 400 n. Chr. gedurende de Romeinse tijd.
Verstuivingen en verschuivingen bleven ook daarna doorgaan,
maar niet meer in die mate als daarvoor.
Bij Schokland is het moerasbos groter geworden
waardoor het van buitenaf nauwelijks nog bereikbaar is.
Mensen die een afgeschermd bestaan wilden hebben zochten
Schokland op, ze waren daar relatief veilig voor de
buitenwereld.
Een nederzetting in West Friesland met een typisch
Hollands landschap in beeld. De sloten zouden duiden op
actief waterbeheer.
1.250 v. Chr.
De waddenkust bestaat uit grote kweldergebieden,
de Middelzee (die een groot deel van het midden van
Friesland omvatte), het noorden van Groningen en een groot
aantal veenriviertjes. Achter (ten oosten van) de opgeworpen
strandwallen ligt laag- en hoogveen.
Bij de huidige Afsluitdijk was een groot gebied met
hoogveen (zonder invloed van het grondwater). Dat
bleef lange tijd stand houden tot in de middeleeuwen het
heet Moerwaard. Veengebieden zijn instabiel over een
groot aantal jaren, in Engeland zijn verschillen door
inklinken van meer dan 8 meter waargenomen. Maar veen kan
ook uitgespoeld worden of weggeslagen door het schurende
zeewater.
1.000 v. Chr.
Keltische stammen mengen zich met de oorspronkelijke
bevolking. De opening met de Noordzee bij Bergen verzande.
Het water werd zoeter en er ontstond door de
weersomstandigheden een utigebreid moeras en veengebied. De
klei die afgezet was klinkte in en de bodem daalde.
Zand, klei en water: de ingrediënten van
Kennemerland.
Er ontstonden kreekruggen waar zand en klei hun
eigen weg gingen. West-Friesland dankt aan deze kreekruggen
een deel van zijn huidige vorm. De Westfriese Omringdijk is
voor een deel aan de hand van de bestaande kreekruggen
aangelegd. In het moerasgebied was vrijwel geen bewoning
mogelijk.
Kaart van het grote moeras- / watergebied van
Noord-Holland. De Oer-IJ in beeld met de inbraken vanaf de
Noorzee. Boven Alkmaar is een groot
gebied waar het (zee)water en eb en vloed vrij spel hadden.
De mondingen verzanden en het rivierwater moest zich via het
Flevomeer een andere uitweg zien te banen richting Vlieland
/ Terschelling.
700 v. Chr.
De eerste bewoners komen in Friesland, in de
kleigebieden, die door de verschillende ijstijden daar zijn
afgezet. De kleigronden bleken geschikt voor het houden van
vee. Door de telkens terugkerende hoge waterstanden was het
alleen mogelijk om op zelfstandig verhoogde woonplaatsen te
wonen. Het zijn de bekende terpen in het
kleilandschap. Aanvulling met allerhande zaken maakte de
oppervlakte van zo'n terp in de loop van de tijd steeds
groter en in later tijd werden op zo'n terp zelfs kerken
erbij gebouwd.
Een terp in het huidige landschap van Friesland is
zó nog terug te vinden. Luchtfoto
2005.
- In de buurt van Leeuwarden was er nog een
kwelderwal aan de
Middelzee
- in de 8e eeuw. De
opening in het Noorden naar de huidige Waddenzee lag
tussen Vlieland en Terschelling.
-
700 jaar v. Chr. een gedeelte van Noord Holland.
Castricum ligt aan de delta van het Oer-IJ. Beverwijk is de
zwarte stip in de gele strook van de Oude duinen.
Er is een groot rietveen gebied te vinden en het
zeegat bij het Oer-IJ is gesloten door verzanding. Er zijn
nog enkele veenkreken die daar op afwateren. Het hoogveen
gebied ligt aan de oostzijde.
600 v. Chr.
In november 2003 werd in Uitgeest een kano
opgegraven die vrijwel intakt bleek te zijn. Tijdens het
graven voor een nieuwe verkeerstunnel onder het spoor
stuitte men op deze vondst. De uitgeholde boomstam dateert
van 600 v. Chr.
De eikeboom waar de kano uit gesneden is meet 8,80 m lang
en 60 centimeter breed. In het waterige en drassige gebied
van het Oer-IJ is het mogelijk dat iedere familie
zo'n kano tot zijn beschikking had.
De kano is beduidend groter dan die in Pesse werd
gevonden. Dat zal te maken hebben gehad met de grootte van
de plassen en de hoogte van de golven. Ook bij deze kano
hadden de archeologen bedenkingen, sommige dachten dat de
kano van 263 na Chr. zou zijn.
In Lelystad werd de kano verder onderzocht en in
een bad gedaan ter conservering voor de komende eeuwen. In
de buurt van de Bijlmermeer en Diemen in de
Gemeenschapspolder zou de eik zijn opgegroeid, aldus
wetenschappers. Dat ligt voor de hand, want dit gebied werd
ook bewoond door Kennermers. En middels waterwegen waren de
bomen in een dagdeel naar Kennermerland te slepen.
Frank Dallmeijer van het Nederlands Instituut
voor Scheeps en onderwater Archeologie (NISA) maakte gebruik
van geavanceerde computer technieken om de kano geheel in 3D
te reconstrueren.
Frank Dallmeijer bezig met het tekenen
in 3 dimensies. Het resultaat is hierboven te zien.
300 v. Chr.
Dit is de tijd waarop de nieuwe en grotere terpen
in Friesland worden gebouwd. Door afval en allerhande andere
materialen groeiden de terpen automatisch aan.
200 - 100 v. Chr.
Germaanse stammen mengen zich met de oorspronkelijke
bevolking.
200 jr. v. Chr. ziet de kaart er anders uit. Er was
meer ruimte voor mensen om zich in dit gebied te vestigen
(meer droge hoger gelegen gebieden). Kwelders oude duinen en
andere terreinen wisselen elkaar af. Rechts onderin het
hoogveen (rond Assendelft). Voor de exacte wijze waarop het
Oer-IJ dicht ging zie de volgende pagina's met
animatie.
De Vecht (vervolg van de Rijn) en het Oer-IJ hebben
een grote delta en overloopgebieden rondom de
watergebieden.
Vecht bij Nigtevecht - Weesp.
100 v. Chr
De Romeinen komen de Rijn afzetten en veroverden delen
van Nederland langs de grote rivieren. Later werd de Rijn
als grens aangehouden, mede door de goede mogelijkheid als
verdedigingslinie.
De grenzen van het Romeinse Rijk werden Limes
genoemd en de lijn van het grote Rijk loopt van
Katwijk over Utrecht naar Nijmegen. Ze
wilden hun terrein ook in de noordelijke richting
uitbreiden. Maar bij de delta van het Oer-IJ stuiten ze op
heftige tegenstand. De bevolking kwam uiteindelijk in
opstand en de Romeinen vonden het klimaat en het gebied te
moeilijk begaanbaar (watergebied) om er verder meer tijd aan
te besteden.
Bij Velsen werden door de Romeinen twee forten aan
het Oer-IJ gebouwd, waarbij er één met
een echte haven. Dit zou een speerpunt moeten vormen om ook
de moeilijk toegankelijke noordelijke gebieden te veroveren
maar het pakte anders uit. Ze trokken zich terug tot de
eerder genoemde makkelijker te besturen en verdedigen
grenzen na een ware veldslag. In een fors gevecht met de
West Friezen bliezen ze de aftocht. Om daarna op redelijke
manier handel te gaan voeren met de overwinnaars.
0 Begin jaartelling
Het landschap moet er schoon, leeg en stil hebben
uitgezien zo rond het jaar nul van onze jaartelling. Het
vullen van de magen was een hele opgave als er een dik pak
sneeuw enige tijd bleef liggen. Ook voor de dieren en het
vee was het een moeilijke tijd, gras was er in de winter
nauwelijks. Wolven zochten hun kostje in de nacht bijelkaar.
De eland heeft wellicht een voorsprong gehad in het vinden
van voedsel. Moerasdieren hebben zich in het uitgestrekte
moerasgebied van het Oer-IJ bijzonder op hun gemak hebben
gevoeld, het was er woest, rustig en verlaten.
vervolg
omhoog
|